Published on mei 3rd, 2016 | by admin
0De archeoloog als de nieuwe veteraan
In de meer dan 20 jaar dat ik nu in Wageningen woon zal ik de herdenking op 4 en festiviteiten op 5 Mei maar een paar keer hebben gemist. Op die sporadische momenten dat ik er niet ben, maak ik foto’s van mijn auto op voor de oorlogsgeschiedenis betekenisvolle plaatsen. Je moet wat…
In de meeste jaren was ik echter gewoon in Wageningen. Daardoor heb ik de ontwikkeling van het Wagenings (Gelders) Bevrijdingsfestival van een bescheiden feestje met een defilé door de binnenstad midden jaren 90, naar een provinciaal mega-festijn inclusief rave party en een flinke dosis WO2-fetishisme stap voor stap mogen aanschouwen. Eindeloos hadden we in mijn beginjaren discussie langs de kant van de weg over wie nu de ‘echte’ veteranen waren en wie de ‘na-oorlogse’, want die ingewikkelde codes van eenheden op bordjes waren voor ons studenten en leken natuurlijk niet te ontcijferen en je wilde natuurlijk wel weten voor wie je legitiem het hardst moest klappen. Het was niet dat de Indië veteranen ‘minder’ waren, maar dat hele conflict was bij ons toen nog gewoon volkomen onbekend. Als je dan zo’n echt ouwe knar zag die in een wagentje werd voortgeduwd, dan was dat de beste garantie voor authenticiteit en klapte je dus zo hard je kon. Die ‘echte’ veteraan uit de Tweede Wereldoorlog is inmiddels volledig uit het beeld verdwenen, want ze zijn bijna allemaal dood.
Enkele jaren later waren het vooral de UNIFIL veteranen die me opvielen (Libanon 1979-1985). Ik was gek genoeg helemaal nog niet bezig met conflict-archeologie, maar het jaar dat deze altijd vaal groen geklede mannen ineens in blauwe truien liepen, omdat ze niet meer werd toegestaan hun uniform aan te trekken, staat me nog zeer helder voor de geest. Vanaf die dag klap ik ook altijd voor hen. De truien waren een van de sporadische hints die we als publiek kregen over heftige de discussies die er achter de schermen over het Defilé werden gevoerd en waarvan me de strekking pas echt duidelijk werd toen ik de scriptie van Laurie Slegtenhorst kreeg toegestuurd (Slegtenhorst_2010_Het dilemma van Wageningen). Vooral het begrip ‘accentveteranen’ en de bepalende rol die Defensie speelt, vond ik erg inzichtgevend.
Mijn houding ten opzichte van het overmorgen weer losbarstende festijn is ambivalent. Ik zal er niet over liegen dat ik erg kan genieten van het al eerder benoemde WO2-fetishisme. Deze orgie van motoren, techniek, onderhoud, spullen, wapens en smeerolie verzamelt zich jaarlijks op het Foulkes-festival op de Dreijen. Het is altijd een feest om te zien en me even in te wentelen, bij voorkeur onder een brandend hete ploert van een zon. Nee, bij het optreden van Sunnery James & Ryan Marciano zul je mij niet vinden. Als conflict-archeoloog moet ik daar echter wel aan toevoegen dat dit alles weinig meer maken heeft met de oorlog, tenminste niet met wat ze in essentie is. De materiële cultuur heeft daar op de Dreijen een nieuwe rol gekregen, waarbij de verschrikking en leed van de werkelijke oorlog volkomen uit beeld blijven. Precies daarom wordt de rol van conflictarcheologen de komende jaren steeds belangrijker.
En dat blijkt ook: nu Jules Schelvis, de belangrijkste ooggetuige van Sobibor, vorige maand is overleden, is het de conflictarcheoloog Ivar Schute die wordt uitgenodigd de verschrikking van het verhaal van de jodenvernietiging toe te lichten. Ook vanavond weer bij Nieuwsuur. De materialiteit van de horror is kennelijk de meest indringende manier om met de geschiedenis in contact te komen. De conflictarcheoloog als de nieuwe veteraan. Daar zie ik een belangrijke toekomstige maatschappelijke bijdrage.