Published on augustus 30th, 2016 | by admin
0Een leven lang te pietje precies
Toen de heer Ongering (1930) de expositieruimte binnen schuifelde was direct duidelijk dat hij niet alleen kwam om te kijken, maar vooral om iets te vertellen. “Ik heb dit gebouw 60 jaar geleden voor het laatst gezien”, was het eerste dat hij hardop zei. Ed van Seeters van het PMHE had al gewaarschuwd: “Als die expositie van het project open is, dan stromen de verhalen binnen!” De heer Ongering was daarvan een voorbeeld en zeker niet het minste.
Snel nodigde ik meneer uit even te gaan zitten. Na zo’n lange reis uit Voorburg (!) wilde meneer vast wel even bijkomen. “Ik heb ook iets in mijn tasje hoor, dat mogen jullie hebben, maar ik vertel eerst het verhaal wel even.” Met dat verhaal wist Ongering me bijna twee uur bezig te houden: “Mijn leven hangt van toevalligheden aan elkaar, dat ga je niet geloven. Zie je deze aktetas? Die was eens van Elco Brinkman, maar laat ik bij het begin beginnen…”
Het verhaal van F. Ongering is te lang om hier helemaal te vertellen. Het zal moeten blijven bij wat flarden. Ongering kwam in 1950 naar Ede als aspirant officier bij de SRO LuA, de luchtdoelartillerie school in de Frisokazerne. Dat het in de Friso was, vond Ongering wel bijzonder: “Ik kende dat gebouw al jaren, want ik kwam er langs als ik als kind met de trein uit de richting Oosterbeek kwam.Ik reed daar vaak met mijn broer heen omdat we een studie maakten van het Arnhemse tramwezen na 1945. Ik keek altijd naar dat gebouw: de eerste jaren had het nauwelijks een dak. Dat was nog uit de oorlog. En op een dag kwam er langzaam activiteit, en beetje bij beetje knapte het op. En precies toen het zo ongeveer klaar was, stapte ik uit de trein in Ede als aspirant officier. Ik zat ineens gelegerd in de kamer waar ik jaren door het raam naar binnen had gekeken vanuit de trein! Ik verzin het niet!”
Zijn diensttijd is dan wel lang geleden, hij kan er duidelijk nog steeds met grote nauwkeurigheid over vertellen. “Maar die nauwkeurigheid heeft me wel wat gekost, want ik heb het examen voor Wachtmeester mooi niet gehaald. Ik was teveel een pietje precies.” Als bewijs haalt Ongering een labeltje tevoorschijn dat hij bij zijn verhuizing naar Ede aan zijn tas geknoopt had. Eerst zie ik niet wat hij bedoelt, maar dan wijst hij op een datumopschrift van krap 1,5 mm hoge cijfertjes op de achterkant, zo klein dat ik het nauwelijks kan lezen (zie afbeelding). “Zo precies was ik in alles!”, zegt Ongering met enige trots, “maar daardoor deed ik veel te lang over het examen. Officier worden zat er voor mij niet in. De rest van de tijd mocht ik achter een telefooncentrale zitten. Niet zo een als deze, maar een nog ouder type”, zegt hij wijzend naar het object in de expositie. “Dat werk vond ik ook wel leuk hoor, maar het moest wel een beetje druk met telefoontjes zijn, dan had je tenminste wat te doen.” Als pietje precies ging Ongering na zijn dienst een glansrijke carrière tegemoet als documentalist, het beroep waar zijn nauwkeurigheid wel werd gewaardeerd.
In korte tijd vertelt Ongering ontzettend veel, veel meer dan ik zo snel kon notuleren. “Ik heb nog geschoten met het Bofors 40L60, of 40 tl kanon tegen luchtdoelen.” “U bedoelt 40L70?” zegt een bijdehante bezoeker naast ons, maar niks is minder waar. Ongering schoot nog met het oude kanon uit 1931, dat na de oorlog in Nederlandse dienst werd overgenomen. Prompt maakt hij ook nog de militaire groet, zoals de Britten dat deden met de handpalm naar voren: de mensen die dat nog zo geleerd hebben zijn zeldzaam aan het worden.
Levendig herinnert Ongering zich ook nog een schietoefening met de 40 tl in Ermelo. “We schoten natuurlijk niet met echte munitie, wat dat was veel te duur. Nee, op de 40 tl was een mitrailleur gemonteerd en daarmee schoten we op een zak, die op ruime afstand achter een vliegtuigje werd getrokken. Van de 250 patronen die we afvuurden, bleek er later maar eentje raakt.” Het label van de munitie heeft Ongering altijd bewaard.
En zo vertelt Ongering nog even door. Voor een verkenningsoefening werd hij in zijn eentje naar het Prattenburgsebos in Veenendaal gestuurd met de opdracht ‘maak een kaart van het gebied’. Ongering nam de taak zeer serieus op en ging drie dagen op pad. Bij terugkomst in Ede grepen zijn meerderen in hun haar van ongeloof: de kaart van Ongering was bijna net zo nauwkeurig als de echte stafkaart! “Ja je denkt toch niet dat ik op zo’n moment wat ga verzinnen als ik ook gewoon naar het gemeentearchief kan om een kaart over te trekken.” licht Ongering toe. Het was niet eens bedoeld als scherts, meneer was gewoon een pietje precies.
Zoals hij er anno 2016 over praat, lijkt het of Ongerings diensttijd hem altijd nabij is gebleven. Ook later in zijn tijd bij de ANWB, waar hij tot zijn verrassing op de valreep nog kapitein bd. A.G. Boost als collega had, de ontwerper van o.a. de Elias Beeckmankazerne. Inmiddels doet Ongering het wat rustig aan, maar schrijft nog steeds aankoop-recenties van boeken over tram- en spoorwegen voor Biblion. Zijn dochter heeft hem opgevolgd als documentalist en werkt zelfs voor het Ministerie van Defensie. Blijkbaar is en tegenwoordig wel behoefte aan een pietje precies. Ze zou eigenlijk meekomen naar Ede, maar kon op het laatste moment niet. “Ga jij toch maar, das leuk voor je”, had ze hem gezegd. Dat deed Ongering dus, in zijn eentje in de trein naar Ede vanuit Voorburg….en retour. Over twee maanden wordt hij 86.