Published on januari 1st, 2018 | by admin
0De archeologie van een bekentenis
De feestelijke dagen zitten er weer op. Tot op het laatst vroeg ik me af of de eindejaarsbezinning wel zou komen, tot hij me – zoals meestal- onverwachts rechts inhaalde en scherp invoegde.
“Dus je verzamelt spullen..?” is een vraag die ik in mijn archeologie-rol nog wel eens krijg – waarbij de spreker zorgvuldig het woord ‘rommel’ probeert te vermijden. “Nee, ik verzamel verbindingen“, is mijn antwoord dan – waarbij ik op mijn beurt het woord ‘verhalen’ zo ver mogelijk van me af houd. Want als je over ‘verhalen’ begint, heb je het in no-time over ‘beleving’, het meest vreselijk slecht begrepen begrip uit de Nederlandse archeologie. Ik kijk wel uit.
Wat mij raakt in de archeologie is hoe een vondst of een spoor verbindingen legt met wat het betekent om mens te zijn. Archeologisch onderzoek is daarbij een manier om die verbindingen op wetenschappelijke wijze te ontleden en te illustreren. Begrijpen kan de archeologie ze niet, want daarvoor is het wetenschap geen wijsheidsschap, maar als methode én metafoor is archeologisch onderzoek wel een prachtig beginpunt.
Dus ik verzamel geen spullen. Bij het grote opruimen van dit najaar kwam ik een boekje tegen van mijn buurman Giel Willemse. Ik heb over hem eerder ook al eens geschreven. Giel was mijn buurman in een vorig huis. Hij werd ziek en weinigen merkten op hoe hij in korte tijd verdween uit de straat en overleed in het hospice om de hoek in 2012. Als archeoloog kroop ik in de grote container die zijn hele materiële leven naar de stort zou brengen en één van de spullen die ik ‘redde’, was een boekje met bankafschriften uit 1996. Historisch gezien geeft de inhoud een tragisch beeld van een man die vast zat in uitkeringen, maar wat me juist nu deze week zo trof was de kaft. Op het zelfgemaakte omslag van paars karton schreef Giel Willemse zijn naam en adres in sierlijke kalligrafieletters en krabbelde er met kleurpotloden een serie wat slordige lijnen met bolletjes en hartjes omheen. Of hij dat zelf maakte weet ik natuurlijk niet zeker, maar ik vermoed het omdat ik ook elders van dit soort krabbels en schetsen vond. Ze wijzen voor mij op de persoon die Giel werkelijk was, een duidelijk gevoelige en in veel opzichten kwetsbare dromerige man. En zo kende ik hem ook van op straat.
Bezoek kreeg hij vrijwel nooit. Giel Willemse verdween uit de wijk als een zucht wind, alsof hij er niet was geweest. Het boekje, waar ik het drama van zijn leven in deze tekst aan toe ken, is voor mij de laatste materiële verbinding met dat hij echt heeft bestaan. Als ik het weggooi, gooi ik Giel Willemse weg: en wat herinnert er dan nog aan hem? Zou het geen misdaad zijn zo achteloos met een leven om te gaan? Giel was er immers wel, hij werd gezien en hier is het bewijs!
Maar de pijn zit dieper. Er gaat een waarschuwing vanuit dit boekje. Het raakt aan een gevoel van spijt, of schuld. Enkele maanden vóór zijn dood nam Giel een pakketje voor me aan van de postbezorger. Zoals dat gaat, raapte ik het briefje van mijn deurmat, belde aan bij Giel en deed hij vanaf boven de deur open met een touwtje. Ik greep het pakje op de trap, wierp een blik omhoog, riep “bedankt!’ en trok de deur weer toe. Zo lang als ik nog leef zal ik mij het beeld herinneren van een sterk vermagerde schim van een man, uitgeteerd door zijn ziekte, die door de kwaal aan zijn keel niet eens iets kon terugzeggen, die nooit bezoek kreeg en daar wankelend boven aan de trap bleef staan terwijl ik me omdraaide. Dat was de laatste keer dat ik hem zag. Giel ging eenzaam dood en ik keek weg.
Waarom is de archeologie belangrijk?* Is het belangrijk vanwege kennis over het verleden, voor het verzamelen van verhalen, of opwekken van historische beleving als waren we in de Efteling? Nee, dat alles zijn maar middelen. Het verzamelen van kennis en verhalen en het opwekken van beleving zijn methoden om bij de betekenis te komen van wat het is om mens te zijn.
Al het andere is van aanzienlijk minder belang.
*Zie ook een tekst van Jona Lendering over deze vraag.