Colloquium bouwbiografie op Saxion
Op 19 december gaf ik samen met Laura Hegeman en Harry Ravers – en onder de bezielde leiding van Annelies Berends en Wilko van Zijverden – een colloquium bouwbiografie aan archeologiestudenten van Hogeschool Saxion. Een geweldig leuke ervaring om met de studenten met deze vorm van contemporaine archeologie aan de slag te gaan. De studenten konden tijdens het colloquium ook daadwerkelijk van bouwbiografie proeven in het (toekomstige) huis van Laura aan de Walstraat in Deventer.
Een centrale ondertoon in mijn deel van de lezingen was het onderscheid tussen archeologie die sec ten doel heeft kennis te verwerven en archeologie die iets toevoegt door direct te werken met – of aan – sociale relaties (losjes naar Alfred Gells’ ‘Art & Agency‘). Het academisch ideaal van archeologische kennisvermeerdering is een mooi en in zichzelf zuiver ideaal met een grote aantrekkingskracht. Een legitiem doel op zich (!) en toch heeft dat ideaal ook het nadeel snel los te komen staan van de rest van de wereld. Als dat gebeurt wordt kennis als een boek in de kast: prachtig om te zien en over te dromen, maar je hebt er niets aan tot je het boek open doet. Archeologen schrijven boeken…maar wie leest ze…en waarom zou je? De vraag die wat mij betreft veel te weinig gesteld wordt is: “Kennis waartoe?”
Bouwbiografie probeert op directe wijze op in te spelen op deze vraag waartoe. Zoals de studenten konden ervaren levert een bouwbiografisch onderzoek clues, links, vondsten, artefacten. Deze vondsten wijzen op relaties van het pand van onderzoek met haar bewoners…en van de bewoners op hun beurt weer met de wereld. Maar de artefacten zijn zo ook de link tussen pand en de onderzoeker zelf en vanuit de onderzoeker weer naar de directe omgeving, zoals bijvoorbeeld omwonenden.
Populair onder archeologen is de stelling dat ‘opgraven’ niet alleen ‘kennis vergaren’ is, maar bovenal ook iets gecontroleerd stukmaken. Wat je uit de grond trekt, is tenslotte weg. Als je Pompeii opgraaft uit de vulkanische as, is die as verdwenen, maar de kern van het verhaal van Pompeii is zonder die as niet te begrijpen. Het is niet de as, niet de resten van de stad, niet de lijksilhoetten, of de vulkaan die het verhaal vormen, maar de sociale relaties die tussen die factoren te ontdekken zijn door de archeoloog. Ook bouwbiografische vondsten zijn, op gelukkig meestal wat minder dramatische wijze dan in Pompeii, aanwijzingen voor tal van relaties die vanuit het feitelijk onderzoeksresultaat te herkennen, of te scheppen zijn. Een iets minder gangbare stelling dan de vorige is dat archeologie daarom ook creatie betekent en opgraving een ontwerpproces omvat (losjes naar Michael Shanks). Door onderzoek beschrijf je niet alleen de werkelijkheid, je schept hem. Mijn boodschap aan de studenten was daarom ook dat onderzoek gepaard gaat met verantwoordelijkheid: “Mooi, je hebt wat ontdekt, maar wat ga je er nu mee doen?”
Fotogallerij