De Schuur van de Buur
[Deze tekst is een paar jaar geleden verloren gegaan in een websitehack en in mei 2016 met nieuwe foto’s hersteld en aangevuld]
De schuur van de buur
12 juni 2011: ‘Mijn buurman is deze week verhuisd. Ik weet nog hoe ik hem vijf jaar geleden, toen ik net nieuw was in de wijk, tegen kwam in de deuropening van zijn woning. Van Silfhout, een man met een stevig postuur en toen al flink op leeftijd, liet net zijn voormalige collega uit. We raakten even aan de praat: “Woont u hier eigenlijk al lang” vroeg ik op een zeker moment. “Neu, nog niet zo lang”, mompelde van Silfhout en gaf een knipoog naar zijn collega. “Nog maar 57 jaar…”Feitelijk was dat iets overdreven, maar zeker is dat meneer deze week na meer dan een halve eeuw huur zijn woning definitief gaat verlaten. Onder protest! Maar zijn gezondheid liet niet anders meer toe. De afstand van de bank naar de telefoon bleek soms niet meer te overbruggen en de keren dat de bovenbuurman moest ingrijpen om erger te voorkomen begonnen op het laatst ook te tellen. Dat kon niet veel langer meer zo.
“Toen wij hier kwamen kon je vanaf hier de Grebbeberg zien liggen achter de weilanden” vertelde van Silfhout mij eens. Dat is nu wel anders, want de bebouwde kom strekt zich nu nog een hele kilometer naar het westen uit. Het huis waar de familie haar hele leven woonde en vier kinderen grootbracht is uit (vermoedelijk)1957 en de Silfhouts moeten de tweede huurder op rij zijn geweest. En tweede zijn ze gebleven tot aan deze maand. Vanaf mijn balkon heb ik me als archeoloog dan ook vaak verwonderd over het schuurtje van meneer, waar ik van bovenaf op neer kijk. Zoals elk bakstenen gebouw van een paar decennia oud vertoont ook het schuurtje sporen van slijtage: de eens recht gemetselde hoek is inmiddels meer rond dan recht te noemen door een eindeloze herhalen van kinderwagens, brommers, fietsen, boodschappentassen en uiteindelijk de scooter van meneer die langs dat hoekje zijn afgeschampt op weg naar werk, school of winkel of biljarten…en dan soms een schilfer van de muur meenamen. Waar bij andere huizen deze slijtage door vele mensen is veroorzaakt -en daardoor in betekenis nauwelijks opvalt- is het hier het leven van één enkel gezin dat zich onuitwisbaar heeft gekerfd in de muren zelf.
Toen ik de familie – druk met opruimen tijdens de verhuizing – hierop wees, moesten ze daar net als ik toch wel even van slikken, meende ik zo te zien. Veel tijd voor reflectie was er echter niet, want ook binnen lag een heel leven aan spullen en verbouwingen te wachten op selectie en verplaatsing. Stiekum hoop ik nog dat ook de Woningstichting de verhuizing van meneer niet alleen ziet als het obstakel tussen de huidige en de volgende huurder. Ik heb ze in ieder geval even laten weten dat het toch wel apart is dat meneer er zo lang woonde. Er is goede hoop dat de inderdaad wat doen, want de herhaalde suggestie van mijn kant wordt tot nu toe door hen onderkend. Helaas is het nog even niet in actie vertaald….maar wellicht komt dat met enig geduld nog wel. Ik wens de buurman in ieder geval een fijne tijd in zijn nieuwe woning en dank hem voor de altijd goede verstandhouding!
Update mei 2016
De verhuizing was nog niet het laatste dat ik van Van Silfhout zou zien. Ook tijdens de uitruiming van zijn woning (hij woonde zelf al op de Rustenburg) kwam meneer nog geregeld langs om spullen op te halen als zijn familie er niet was. Woest was hij over dat niet alles mee kon naar de Rustenburg en vooral over dat hij er naar zijn idee geen controle meer over had. Op een avond propte hij daarom een serie tuinstoelkussens tussen zijn knieën en het stuur van zijn elektrische invalidenwagen en riep me tijdens het voorbijgaan nog toe dat het verdomme zijn eigen kussens waren. Op de hoek van de Irenestraat glipte de eerste al weg en bleef op straat achter, maar dat deed er niet toe: het was een daad van verzet! Het verzorgingshuis zinde hem niet. Hij had zich “voorgenomen tot het einde op de van Uvenweg te blijven”, had hij me geregeld zelf nog gezegd.
Toen het huis al leeg was werd ik tot mijn verrassing gebeld door de Woningstichting. Ze meldden dat doorgedrongen was dat het hier inderdaad om een heel bijzondere verhuizing ging van een-der-laatste-van-de-eersten aan de van Uvenweg en dat ze er absoluut iets mee gingen doen. “Het was even blijven liggen, maar het komt er aan.” Daarna heb ik er nooit meer wat over vernomen.
De tekst hierboven is inmiddels alweer vijf jaar oud en het is helaas ook alweer bijna net zo lang geleden dat de buurman na een ongelukkige val niet meer bij bewustzijn kwam. Helaas moest het zo lopen. De ongelukkige val was natuurlijk de oorzaak, maar direct toen ik het hoorde ging er iets door mij heen van ‘Heeftie toch zijn zin gekregen’. Van Silfhout was immers geen man die je in een hokje stopt waar hij niet in wilde, ook niet als dat voor zijn gezondheid beter was en het zelfstandig wonen onmogelijk. Ik vond het ook mooi dat hem dit niet overkwam in de koffiekamer van de Rustenburg, maar op de gallerijflat van zijn collega toen hij voor het laatst zelfstandig op pad was.
Onder mij woont ook alweer net zo lang een nieuwe huurder, die ongetwijfeld alweer vele nieuw krassen in de wanden heeft toegevoegd zonder ooit gehoord te hebben van ene van Silfhout. Zo hoort het waarschijnlijk ook te gaan, maar ik vind het toch aardig dat zij desondanks de oude krassen niet kan uitpoetsen. Toen ik haar net vroeg of ik een foto mocht maken van haar schuurtje, vond ik het lastig uitleggen waarom. Misschien moet je toch een archeoloog voor zijn voor dit soort rare kronkels.